Sjoerd Meuleman

Sjoerd Meuleman >> Weblog

Knokken

Duitsland is weer gedoodverfd favoriet af. Verschalkt door een stel lepe Kroaten die, anders dan zo vaak tegen Duitsers gebeurt, de verwachte gelijkmaker in de laatste minuut wisten te vermijden. En wat nog het ergst voor ze was: het zat er geen moment in.
Tegen Polen leek het nog heel wat. Maar die hadden volgens coach Beenhakker gewoon te weinig kwaliteit in huis. Goedkoop om na afloop aan één stuk te lopen klagen. Hoorde ik hem na de kwalificatie niet keer op keer triomfantelijk oreren dat ‘Polen weliswaar moeilijk wint, maar ook moeilijk te verslaan is’. En dan nu ineens zeuren over een selectie ‘die qua niveau hier eigenlijk weinig te zoeken heeft’. Onbegrijpelijk dat de Maalderinks en Egbertsen hem daarmee laten wegkomen.
Terug naar de Duitsers. Een flinke dreun ja, maar kansloos? Kijk het schemaatje na, en zie dat ze in het juiste rijtje zitten. Ze knokken zich er wel weer overheen.

Oranje

Woorden schieten tekort. Ik ga het ook niet proberen.

Invliegen

Zo. De kop is eraf, maar de mijne zit er nog op. Als ik tien minuten van de eerste twee wedstrijden heb gezien, is het veel. Het EK moet dus nog beginnen.
Zwitserland tegen Tjechie ging grotendeels verloren door barbecueperikelen. Gamba’s, sardines en tipilipilipavissen moeten niet alleen worden klaargemaakt, ze moeten ook worden klaargeroosterd. Bovendien moet een mens gewoon eten. En dat kost tijd.
Van de tweede wedstrijd zag ik nog minder. Na een minuut of vijf ben ik in een diepe slaap gevallen, waarschijnlijk te wijten Dirk’s rosé van tweeenhalve euro. Toen ik om een uurtje of elf ontwaakte, lag iedereen op bed, en voelde mijn hoofd licht onaangenaam. Ik had zelfs te weinig vut om de teletekst in te schakelen voor de uitslag.
Wel werd ik tijdig ingelicht over het nieuws van de dag, toen er vlak voor de barbecue opeens rook uit mijn TV kwam. Een teken dat er iets aan de de hand is. Wat bleek? Robben toch een pijntje. Ook Melchiot had problemen. Iets met zijn schaamhaar. 
Later zag ik analist Youri Mulder ergens langskomen met een nuttige tip. Die superortipodonthopeet van Arjen: viel die niet in te vliegen?

Tuimelaartje

Eerlijk gezegd had ik het nooit zo erg op tuimelaartje Robben. Maar nu de fragiele beentjes van Robin van Persie nog brozer lijken te zijn dan de glazen botjes van Jari Litmanen ooit waren, ben ik blij dat hij weer is komen bovendrijven.
En nou die beentjes even heelhouden, Arjen. Ennuh … niet meteen gaan piepen als je een keer een tikkie krijgt.

Troostprijs

Ajax is nu even de Knevel en van den Brink van de eredivisie. Strijden voor een troostprijs.

Zwaan

Onverwachts zie ik hem aankomen. Gracieus, als de Holland Acht op koers naar Olympisch goud, schrijdt het beest door de sloot, tot hij vlak voor mijn zelfgetimmerde hek zijn grote zwemvliezen schrapzet om langzaam af te remmen. Zijn sneeuwwitte hals is juist lang genoeg, zijn kop steekt nog net boven de bovenste plank uit. Onbetrouwbare oogjes zwart als koolstof loeren brutaal de tuin in, tot de blik op mij blijft hangen. Een blik die boekdelen spreekt: ik ben weer terug – het is maar dat je het weet.

Ik heb dan net mijn boot teruggeduwd tot onder het afdak. Het ding zag er niet uit, zat vol met spinrag en door de droogte van de afgelopen weken verworden tot een grauw en stoffig gevaarte. Tot mijn genoegen deed de sopbeurt wonderen, de botenlak begon weer te stralen alsof ik het goedje er zojuist had opgesmeerd. Tevreden over gedane arbeid dacht ik achterover te kunnen leunen, een welverdiend biertje binnen handbereik, mijmerend over een heerlijk aankomend hengelseizoen. De abrupte aanwezigheid van dit loeder verstoort ruw mijn dromen.

Ik voel een koude rilling vanaf de nekspieren tot diep in de bilnaad. Want grof gezegd schijt ik in mijn broek voor het beest. Elk jaar komt hij met zijn wijfie langs om ergens in de buurt kleintjes te maken, waarbij zij haar rust pakt, en hij de boel van s’ochtends vroeg tot s’avonds laat in de gaten houdt. Vrouwlief laat zich zelden zien, hij is de baas, niemand die daar aan twijfelen mag. Spaarzame vrienden en kennissen vinden het prachtig allemaal, die natuur, zomaar in de achtertuin. Ze snappen er niks van.

Zij beseffen niet dat het beest de voorgaande jaren al ettelijke hengelpartijtjes verstoorde. Niet dat zijn aanwezigheid leidde tot afstel - zo bang ben ik nou ook weer niet -, maar op zijn minst kostte het elke keer weer de nodige strategische hoofdbrekens voor ik me helemaal veilig waande. Ik probeerde veel, van spastische schijnbewegingen tot aan geveinsd stoïcisme toe. Niets hielp, waar het steeds op uitdraaide was geduld. Een psychologisch steekspel van wie de langste adem heeft.

Enkele keren ondervond ik dat zelfs een op volle toerende draaiende vier PK Yamaha hem volkomen koud laat. Dat ik dacht: ,,Hè, hè, eindelijk ben ik dat beest kwijt.” Tot ik me omdraaide voor een lange neus en bleek dat het monster op nog geen meter afstand achter mij aan gierde. Pas toen hij de afstand tussen nest en bedreiger groot genoeg vond, haakte hij af. Met een nog bonkend hart vervolgde ik de weg naar mijn favoriete stek voor een dan al gemankeerde visdag. Ik moest immers ook nog terug.

Het sujet hangt nog steeds voor mijn hek. Ook nu weer lijkt hij niet van plan weg te gaan, alsof hij genoegen schept in deze situatie, alsof hij mijn malende brein doorziet. Opeens krijg ik een briljante ingeving. Een oplossing zo verbazingwekkend simpel, dat succes verzekerd lijkt. Ik besluit hem vanaf morgen te gaan voeren. Hij gaat alle korstjes krijgen die nu nog naar de eenden gaan. Hij moet mijn vriend worden.

Schuldig

Centro antigua de Tavira. Drie aaneengesloten terrasjes verstoppen het smalle steegje als een horde junks de Stormsteeg. Passanten moeten zich slalommend om de kriskras gerangschikte stoelen en tafels heen wurmen. In de rij is het laatste restaurant onze favoriet. Brisa do Rio. Een wereldtent.
Omdat het vanavond fris is, zitten we binnen. Anderen met meer vlees op de botten, trotseren de kilte, en zitten buiten. Brisa do Rio puilt uit haar voegen. De twee vaste obers werken zich in het zweet, om alle gasten zo goed mogelijk te bedienen.
Vanaf mijn stoel heb ik een goed beeld op wat er in de steeg gebeurt. Velen staan te wachten, of het nu een tafel binnen wordt of buiten, lijkt ze niet meer uit te maken. Het heeft er alle schijn van dat het nog wel even duren kan. Niemand maakt aanstalten om ook maar een hap sneller te eten.
Na het voorgerecht klinken buiten aanzwellende klanken. Voor de derde achtereenvolgende avond vertolken twee saxofoons en een Spaanse gitaar Sinatra’s ‘My way’. Het laatste couplet speelt zich binnen af. Ze blazen en tokkelen alsof ze het kunnen dromen. Na afloop gaat er een centenbak rond.
Ik besluit me bij hen te voegen, en mee naar buiten te gaan. Het is dan tien uur, het aantal smachtenden is nog altijd onverminderd groot. Tegen de linkerzijde van de afgebladderde gevel hangt een Portugees stel, samen met hun dochter van een jaar of vijf. De vrouw is zwanger, haar man heeft fadoachtige wenkbrauwen. Hun gezichten staan droevig. Aan alles blijkt dat het gezin honger heeft.
Even later ontstaat er een woordenwisseling. Hoewel ik er geen woord van versta, kan ik de strekking raden. Het stel besluit eieren voor haar geld te kiezen, en druipt af. Dochter begint te huilen. Waarschijnlijk wachten thuis restjes van de vorige avond.
Vanaf mijn stekkie zie ik dat onze schelpen inmiddels worden opgediend. Ik glip naar binnen, en voeg me bij vrouw en kind. Er knaagt een vaag schuldgevoel.

Armeluisbandjes

Niet één maar zelfs twee zwembaden staan ons ter beschikking, hier in het Golden Ria Club complex. Je kunt het slechter treffen.
Maar er schuilen een paar addertjes onder het gras. Om te beginnen het water dat behalve blauw, stervenskoud is. Misschien dat het in het hoogseizoen te doen is – normaal gesproken leidt meer kindergrut tot warmer water -, nu in het nog rustige voorjaar, ben ik er maar moeilijk in te krijgen. Als een ouwe taart met badmuts kom ik ‘door’.
Dan het toegangssysteem. Beide baden behoren niet tot het Golden Ria Club complex, maar tot de veel luxueuzere flatjes vlak hiernaast. Wij minder gestelde Golden Ria Clubbers hebben evenwel het recht te gaan liggen, mits we ons van tevoren laten ringeloren door fluorescerende polsbandjes. De kleur mogen we zelf uitkiezen.
En met die bandjes is iets aan de hand. Je zou zeggen: wat nou polsbandjes, als we door de poortjes zijn, doen we ze gewoon af. Niet. De bandjes hebben namelijk een eenmalig sluitingsmechanisme. Eenmaal omgedaan, altijd vast. Tenminste, voor zolang de vakantie duurt natuurlijk. Na afloop komt een directielid van het Golden Ria Club complex ze hoogstpersoonlijk met een tang verwijderen.
Zo is voor iedereen in één oogopslag duidelijk, wie poen heeft en wie minder. Je kan het maar beter weten.

Kantoor

Fijn dat tegenwoordig de techniek bijna voor niets staat. Je sleept je laptop mee – wel als handbagage natuurlijk -, en dankzij internet heb je gewoon kantoor aan huis. Zelfs in ons Golden Ria Club complex, waar ik overigens nog steeds geen hoer heb kunnen ontdekken. Al was het maar een knappe meid.
Voor ik mezelf kan nestelen, dient wel het één en ander te gebeuren. De Portugese aannemer die het Golden Ria Club complex een jaar of vijfendertig geleden de grond uit stampte, is namelijk weinig scheutig geweest met het aanbrengen van stopcontacten. Op dit moment sijpelt het water uit de koelkast, want het is of werken of koelen. Geeft niks, een biertje hier beneden kost nog geen euro. Bovendien komt morgen de schoonmaakster weer.
Vrouw en kind vermaken zich thans opperbest bij het zwembad. Ik zou dat ding natuurlijk kunnen meenemen, maar op de één of andere manier durf ik niet zo goed. Om zomaar kantoor te houden aan de rand van het zwembad, is meteen ook weer zo wat. Stel je voor dat er niets opkomt. Ik zou toch behoorlijk voor lul staan, met mijn mobiele kantoor op schoot.

Vakantie

We waren er wel aan toe, zoals dat in de volksmond heet. Wij waren toe aan vakantie, en kozen daar de meivakantie voor uit. Voorafgaand naaiden we de schooldirecteur een oor aan, door dochter Lieve één dag eerder van school te trekken. Juf Ali heeft met huid en haar gezworen te zullen zwijgen.
De keus is gevallen op Portugal - twee weekjes Algarve om precies te zijn -, ergens halverwege de hoofdstad Faro en de Spaanse grens. Het oord heet Cabenas, en ligt een kilometer of zes voorbij Tavira, ook wel bestempeld als `het Venetie van de Algarve`. Behoorlijk overdreven allemaal. Schuurt zelfs tegen reisgidsenkul aan. Er stroomt welgeteld één rivier doorheen, en ik heb er nog geen gondel in kunnen ontdekken. Grote kans trouwens dat ie zou vastlopen.
We zitten hier in het Golden Ria Club complex. Een naam die wat mij betreft eerder associeert met een bordeel, dan met een deugdelijk appartementencomplex. Golden Ria Club blijkt geen van beide. Hoeren zijn vooralsnog niet te vinden (wel veel bejaarden), deugdelijk is ons hok al evenmin.
In onze stulp, gelegen op de eerste verdieping van een typische jaren zeventig blokkendoos, doet eigenlijk niks zoals het hoort. Van de koelkast tot aan de tweepits kookplaat … alles is even droevig. Van de buren hoeven we ook al niets te verwachten: twee reli-zaadjes die om het minste of geringste wegduiken, wanneer mijn hoofd per ongeluk iets te ver boven het privacyscherm uitsteekt.
Gelukkig is het weer lekker, en regent het in Nederland. Tenminste, naar ik stiekem hopen mag. Niets is eigenlijk naarder dan zelf de moeite te nemen de zon op te zoeken, om vervolgens uit de krant te moeten vernemen, hoe heerlijk het voorjaar thuis is.
Voor de zekerheid checkte ik gisteren nog even de Telegraaf. Ik zag plaatjes van wolkjes, met hier en daar wat vallende spatjes regen. Gerustgesteld bestelde ik er nog één.

« Vorige paginaVolgende pagina »

AWSOM Powered